Het vastleggen van de aanvullende personenbelasting voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031.
Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikel 40 §3 en artikel 41, 9° en 14°
De Grondwet, artikel 70
Het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, artikelen 464 tot en met 470/2
Het Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992
Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikel 2
Het college legt de vaststelling van het percentage inzake aanvullende personenbelasting ter goedkeuring aan de gemeenteraad voor. Deze ontvangsten zijn onontbeerlijk voor de continuïteit van de algemene werking van de gemeente.
De administratiekosten op de inning van de aanvullende personenbelasting bedraagt 1% van de ontvangsten.
Artikel 1: De aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar bedraagt voor onderstaande aanslagjaren
Dit overeenkomstig de artikelen 466 en 466bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende gedeelte van de personenbelasting die aan het rijk verschuldigd is voor hetzelfde aanslagjaar.
Artikel 2: De vestiging en de inning van de aanvullende belasting op de personenbelasting worden toevertrouwd aan de administratie belast met de vestiging van de inkomstbelastingen en deze belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 469 en volgende.
Artikel 3: Dit belastingreglement wordt aan de Federale Overheidsdienst Financiën overgemaakt.