Het vernieuwen van de belasting op tweede verblijven voor de legislatuur 2026-2031.
De Grondwet, meer bepaald artikelen 41, 162 en 170, § 4;
Het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 10 april 1992 en het Invorderingswetboek van 13 april 2019;
Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikel 40 § 3 en artikel 41, 14°, inzake de bevoegdheid van de gemeenteraad om belastingreglementen te wijzigen, vast te stellen en goed te keuren;
Het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikelen 286, 287, 288, inzake de bekendmaking en de inwerkingtreding van het belastingreglement;
Het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikel 330, inzake het bestuurlijk toezicht op de besluiten van de Gemeenteraad betreffende de belastingreglementen;
De Omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 aangaande het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Artikel 1 Belastbaar voorwerp
Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een belasting geheven op tweede verblijven.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
Artikel 3 Aangifteplicht
De belastingplichtigen zijn verplicht spontaan het tweede verblijf aan te geven en de elementen te verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van de belasting. De aangifte gebeurt via het daartoe bestemde aangifteformulier (online webformulier of papieren exemplaar) dat als bijlage is toegevoegd aan dit reglement en moet minimaal volgende gegevens bevatten:
Deze gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de verwerking van de aangifte van het tweede verblijf en worden verwerkt in overeenstemming met de geldende privacywetgeving (GDPR).
Artikel 4 Berekeningsgrondslag
De belasting wordt geheven op 1 januari van het aanslagjaar en deze is verschuldigd voor het volledige jaar, ongeacht of het tweede verblijf in de loop van het aanslagjaar zijn belastbare grondslag verliest.
De eigendomsoverdracht in de loop van een aanslagjaar geeft geen aanleiding tot vermindering van de voor dat jaar verschuldigde belasting. In geval van eigendomsoverdracht in de loop van een aanslagjaar is de nieuwe eigenaar de belasting verschuldigd te rekenen van 1 januari volgend op de datum van eigendomsoverdracht, voor zover het overgedragen goed nog onder toepassing van deze belasting valt.
Artikel 5 Tarieven
De belasting voor een tweede verblijf, na aangifte door de eigenaar, bedraagt 1000 euro per tweede verblijf.
Artikel 6 Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de eigenaar of de houder van een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik van het belastbaar goed op 1 januari van het aanslagjaar;
§2. Indien het goed verhuurd is, is de belasting evenwel verschuldigd door de huurder van het belastbaar goed.
§3. Indien er sprake is van een belastbaar goed in onverdeeldheid, wordt de belasting op naam van de onverdeeldheid gevestigd. Elke zakelijk gerechtigde is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§4. De belastingplichtige is verplicht, de dienst Ruimtelijke Ordening & Wonen, team Wonen, op de hoogte te brengen van zodra het goed niet meer in gebruik is als tweede verblijf.
Artikel 7 Wijze van inning
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Vanaf de toepassing van dit belastingreglement of vanaf het eerste jaar volgend op het in gebruik nemen van een tweede verblijf, zoals bedoeld in artikel 3 wordt jaarlijks een aanslagbiljet gestuurd houdende de laatst gekende gegevens op basis waarvan de belastingaanslag is berekend.
Artikel 8 Betaaltermijn
De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden na het verzenden van het aanslagbiljet.
Artikel 9 Bezwaar
De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag, een belastingverhoging of een administratieve geldboete bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen op straffe van verval binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of de datum van de inning van de contantbelasting. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend zijn en gemotiveerd zijn.
Tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen kan beroep worden ingesteld bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Dendermonde.
Artikel 10 Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2026.
Het besluit van de gemeenteraad dd. 2 december 2019 betreffende "Gemeentebelasting op tweede verblijven en weekendhuisjes" wordt vanaf 1 januari 2026 opgeheven.