Terug
Gepubliceerd op 29/08/2023

Besluit  Gemeenteraad

ma 28/08/2023 - 20:00

Algemeen subsidiereglement.

Aanwezig: Marcel Saeytijdt, Voorzitter Gemeente- en OCMW raad
Stefaan Devleeschouwer, Burgemeester
Marleen Gyselinck, Peter Vanderstuyf, Sabine Hoeckman, Marc De Pessemier, Schepenen
Andre Flamand, Hedwin De Clercq, Jan Haegeman, Veronique Lenvain, Bart Morreels, Delphine Bogaert, Johnny Roos, Sabine Burens, Franky Bogaert, Wesley Roos, Saskia Schoutteten, Andre Soetens, Nancy De Geeter, Raadsleden
Jurgen De Mets, Algemeen Directeur
Verontschuldigd: Marin Devalck, Vijfde Schepen - Voorzitter BCSD
Alexander De Croo, Lien Braeckman, Karen Vekeman, Raadsleden
Bianca De Staercke, Adjunct-Algemeen Directeur

Het opmaken van een algemeen subsidiereglement. Opzet is het bundelen van alle gemeentelijke subsidies in 1 reglement. Dit verhoogt de transparantie naar de burger.

In deze versie van het reglement werden onderstaande reglementen opgenomen:

1° subsidiereglement voor scholen overgenomen.

2° speelgoedpremie

3° reglement aanplant en onderhoud kleine landschapselementen door landbouwers

4° reglement aanplant en onderhoud kleine landschapselementen door particulieren

Regelgeving en bevoegdheid

Decreet Lokaal Bestuur, artikel 41, lid 2, 23°.

Feiten, context en argumentatie

In voorliggend algemeen subsidiereglement wordt voorgesteld onderstaande bestaande subisidiereglementen te bundelen:

1° mantelzorg

2° pleegzorg

3° buurtfeest

4° gescheiden riolering op privaat domein

5° herbruikbare luiers

6° hemelwaterinstallatie en/of infiltratievoorziening

7° Subsidiereglement voor scholen

8° speelgoedpremie

9° Aanplant en onderhoud kleine landschapselementen door landbouwers

10°Aanplant en onderhoud kleine landschapselementen door particulieren

Besluit

TITEL 1 SOCIALE DIENST

Hoofdstuk 1 Subsidie mantelzorg

Artikel 1: Doelstelling

De gemeente Brakel wil het werk waarderen van de mantelzorger die op een intense manier instaat voor de verzorging van een zorgbehoevende persoon, zodat deze zolang mogelijk thuis kan blijven wonen.

De subsidie mantelzorg wordt betaald aan de zorgbehoevende en besteed als ondersteuning van de mantelzorger.

Artikel 2: Zorgbehoevende

§1. De zorgbehoevende persoon is begunstigde van de gemeentelijke subsidie mantelzorg. Hij of zij vraagt deze subsidie via het aanvraagformulier persoonlijk aan en ontvangt zelf de subsidie mantelzorg via zijn of haar persoonlijk bankrekeningnummer

§2. De zorgbehoevende voldoet aan onderstaande voorwaarden:

  1. Ingeschreven in het bevolkingsregister van Brakel en thuis verblijven op een adres in de gemeente Brakel.
  2. Minimum 18 jaar oud
  3. Heeft geen recht op (verhoogde) groeipakket of persoonlijke assistenbudget
  4. Heeft op een schaal van zelfredzaamheid een belrai-score –van minstens 5/12 voor ADL en IADL of minstens 12/30 op de hele belrai-screener of een attest van FOD sociale zekerheid met een beperkte zelfredzaamheidscore van 12-14 punten.
  5. Komt niet in aanmerking voor het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden.

De zorgbehoevende verbindt zich ertoe elke wijziging in zijn/haar situatie onmiddellijk door te geven.

§3. Het referentiejaar is het jaar waarin de prestaties door de mantelzorger zijn uitgevoerd en waarvoor de mantelzorgpremie wordt aangevraagd.

Artikel 3 Mantelzorger

  1. De mantelzorger is meerderjarig.
  2. Op vrijwillige en regelmatige basis en op een niet beroepsmatige wijze aanvullende zorg verlenen aan een zorgbehoevende overeenkomstig artikel 2 van dit reglement.

Artikel 4 – Aanvraagprocedure

  • §1. Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld en ondertekend te zijn door de zorgbehoevende en mantelzorger en met onderstaande bewijsstukken:
  1. Een geldig officieel attest dat de zorgbehoefte aantoont:
  • een attest van indicatiestelling waaruit blijkt dat de zorgbehoevende een graad van zorgbehoevendheid scoort van minstens 5/12 voor ADL en IADL of minstens 12/30 voor de hele belrai-screener.
  • een medisch attest afgeleverd door de FOD Sociale Zekerheid, waaruit blijkt dat de zorgbehoevende een verminderde zelfredzaamheid heeft tussen de 12 en 14 punten.
  1. Een attest van de zorgkas met vermelding dat er vanuit de Vlaamse Zorgverzekering GEEN tussenkomst wordt verleend.

Voornoemde attesten kunnen afgeleverd worden door de sociale dienst van mutualiteiten en de erkende diensten voor gezinszorg. Een attest afgeleverd door de huisarts, is niet geldig.

  • §2. Aanvragen

De aanvragen voor de subsidie mantelzorg worden tegen uiterlijk 1 april van het daaropvolgende jaar overgemaakt aan de gemeente Brakel. Na onderzoek en behandeling door het college van burgemeester en schepenen worden de goedgekeurde aanvragen uitbetaald voor 1 juli van het aanvraagjaar op het persoonlijk bankrekeningnummer van de zorgbehoevende.

Artikel 5 – Bedrag

De subsidie bedraagt 250 euro per goedgekeurde aanvraag.

Er kan slechts 1 aanvraag per referentiejaar per zorgbehoevende worden aangevraagd.

Hoofdstuk 2 Subsidie pleegzorg

Artikel 6 Onder “pleeggezin” wordt begrepen één of meerdere volwassenen die in het kader van pleegzorg een jongere opvangen tot en met 18 jaar of zolang het groeipakket uitbetaald wordt, binnen een hulpverleningskader en mits een erkenning door Pleegzorg Vlaanderen.

Artikel 7. Het pleeggezin, gedomicilieerd te Brakel en aangesloten bij Pleegzorg Vlaanderen als koepelorganisatie van de erkende diensten voor pleegzorg in Vlaanderen,  moet voldoen aan de voorwaarden en volgt de aanvraagprocedure beschreven in de artikelen 3 tot en met 4.

Artikel 8. Pleeggezinnen kunnen jaarlijks aanspraak maken op een subsidie pleegzorgt. Deze subsidie bedraagt 120 EUR per pleegkind dat het afgelopen jaar minimum 6 maanden aan het gezin was toevertrouwd. De maximum subsidie per gezin bedraagt 3 x 120 EUR per jaar, ook al vangt het pleeggezin meer dan 3 kinderen op. Het bewijs van domiciliëring, geleverd aan de hand van een attest van gezinssamenstelling, evenals een attest afgeleverd door de begeleidende dienst voor pleegzorg, vormen de basis van de aanvraag. Als de jongere ouder is dan 18 jaar wordt ook een bewijs van groeipakket afgeleverd.

Artikel 9. Pleeggezinnen woonachtig in Brakel dienen hun aanvraag tot subsidie pleegzorg digitaal, aan de hand van een ingevuld standaardformulier op www.brakel.be en vergezeld van de nodige bewijsstukken. De bewijslast van het dossier ligt bij het pleeggezin. Aanvragen voor een subsidie worden ingediend tegen uiterlijk 31 maart voor de pleegzorg van het voorafgaande kalenderjaar.

TITEL 2 COMMUNICATIE EN EVENEMENTEN 

Hoofdstuk 3 Subsidie buurtfeest

Artikel 10 Binnen de beperkingen van de begrotingskredieten en onder de voorwaarden hierna bepaald, kan door het college van burgemeester en schepenen een subsidie toegekend worden aan buurtcomités die een buurtfeest inrichten.

Artikel 11 Buurtfeesten hebben als opzet een buurt, wijk of plein leefbaarder te maken door de organisatie van een wijk-, buurt- of straatfeest.

Artikel 12 Onder buurtfeest wordt verstaan een feest georganiseerd voor één of meerdere straten, een plein of een wijk.

Onder buurtcomité wordt verstaan: elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer personen, woonachtig in de desbetreffende buurt, die in onderling overleg een activiteit organiseren met het oog op de verwezenlijking van een onbaatzuchtige doelstelling, met uitsluiting van enige winstverdeling onder haar leden en bestuurders, en die een rechtstreekse controle uitoefenen op de werking van de vereniging".

Artikel 13 Bij elk buurtfeest dienen minstens 10 gezinnen of 25 personen betrokken te zijn om in aanmerking te komen voor de subsidie.

Artikel 14 Uitgesloten zijn activiteiten met winstoogmerk, wijkoverstijgende evenementen, privéfeesten, schoolfeesten, familiefeesten, het louter organiseren van eetfestijnen, activiteiten in de directe omgeving van en op het tijdstip van een plaatselijke kermis en feesten met een religieus, filosofisch, promotioneel, politiek of commercieel karakter.

Artikel 15: §1 Deze subsidie kan enkel door buurtcomités aangevraagd worden.

§2 Het buurtfeest wordt georganiseerd door inwoners van de gemeente Brakel voor een buurtfeest op het grondgebied van de gemeente Brakel. Daarbij dienen de initiatiefnemende aanvragers van deze subsidie in de desbetreffende straat, buurt of wijk te wonen.

§3 De aanvraag gebeurt door twee volwassen initiatiefnemers van twee verschillende gezinnen (zonder familieband) die in de betrokken straat, wijk of buurt wonen. §4 Het buurtfeest richt zich minstens tot alle inwoners van een straat, wijk of buurt. Daarnaast moeten al deze inwoners schriftelijk op de hoogte gesteld worden en iedereen van deze straat, wijk of buurt moet de mogelijkheid krijgen om aan de activiteiten deel te nemen.

Artikel 16: §1 Elk buurtcomité komt slechts éénmaal per kalenderjaar in aanmerking voor deze toelage.

§2 Er kan ook slechts éénmaal per jaar een toelage toegekend worden voor de organisatie van een buurfeest in de desbetreffende wijk, buurt of straat.

§3 Deze toelage mag niet gecumuleerd worden met een andere toelage vanwege de gemeente Brakel of haar adviesraden voor hetzelfde evenement.

Artikel 17: §1 De aanvraag voor een toelage moet ingediend en ondertekend worden door de voorzitter en de secretaris van het buurtcomité of door twee verantwoordelijken uit de desbetreffende buurt, wijk of plein.

§2 Bij de aanvraag voor een toelage zal ook een kopie worden gevoegd van de vooraf gevoerde communicatie rond dit buurtfeest (uitnodiging inwoners, affiches, flyers, website,…). §3 Bij de aanvraag zal een adreslijst worden gevoegd van de personen die aangeschreven werden.

Artikel 18: De initiatiefnemers verbinden zich ertoe de heersende regelgeving (politieverordening, SABAM, billijke vergoeding, taksen, verzekering, enz.) te respecteren en zijn hiervoor zelf verantwoordelijk.

Artikel 19: Het college van burgemeester en schepenen bepaalt binnen een maand na de aanvraag van de subsidie of het initiatief in aanmerking komt voor een subsidie. Het college kan de initiatiefnemers steeds om verduidelijking vragen.

Artikel 20: §1 De subsidie bedraagt per goedgekeurd buurtfeest 125 euro en wordt door middel van een Brakelse geschenkbon uitbetaald. Deze bon kan bij alle deelnemende handelaars worden gebruikt.

§2 De subsidie kan aangewend worden om basisorganisatiekosten te dragen: kosten voor promotie, animatie, versiering, huur materiaal (met uitzondering van gemeentelijk materiaal), verzekeringen burgerlijke aansprakelijkheid (BA), SABAM, billijke vergoeding en spijzen en dranken.

§3 Met het oog op de uitbetaling van de toelage van het buurtfeest dienen bij de aanvraag van de toelage de nodige bewijsstukken binnengebracht te worden:

1° financiële afrekening

2° kopie van de facturen, rekeningen, onkostenstaten,… voor de gemaakte onkosten

3° vijf sfeerfoto’s gemaakt tijdens het buurtfeest.

§4 De toelage kan nooit meer bedragen dan de werkelijk gemaakte onkosten voor de organisatie van dit buurtfeest.

Artikel 21: §1 Bij de aanvraag moet een bewijs worden gevoegd waarin de besteding van de aangevraagde toelage wordt bepaald.

§2 De aanvraag vermeldt tevens het rekeningnummer waarop de storting kan gebeuren en de naam van de persoon op wiens naam de rekening werd geopend.

Artikel 22: Indien blijkt dat onjuiste gegevens werden meegedeeld, of dat de subsidie niet werd gebruikt waarvoor ze initieel bedoeld is, dan wordt deze niet uitbetaald. Indien de subsidie reeds betaald is, dan kan deze ten allen tijde worden teruggevorderd.

Artikel 23: Elke mogelijke betwisting omtrent de toepassing van het reglement wordt beslist door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 24: De aanvraag tot het verkrijgen van een financiële toelage dient binnen de 4 maanden na de eigenlijke organisatie te gebeuren. 

TITEL 3 OPENBARE WERKEN

Hoofdstuk 4 Subsidie gescheiden riolering op privaat domein

Artikel 25: Aan de eigenaars van gebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning dateert van voor 1 oktober 1999 en welke afkoppelingswerken uitvoeren, wordt een subsidie verleend ten bedrage van 50% van de aanvaarde kosten inclusief btw en met een maximum van 1.500 EUR en dit onder volgende voorwaarden:

1° de eigenaar moet geldige facturen van de werken en/of materialen voorleggen

2° de afkoppelingswerken worden uitgevoerd ingevolge de uitvoering van rioleringswerken in de voorliggende weg

3° de werken worden uitgevoerd in overeenstemming met het afkoppelingsplan opgemaakt door de TMVW-AquaRio

4° de eigenaar verleent toestemming om de werken te controleren en op te meten

5° de premie wordt enkel uitbetaald na goedkeuring door de TMVW-AquaRio van de uitgevoerde werken

TITEL 4 MILIEU

Hoofdstuk 5 Subsidie herbruikbare luiers

Artikel 26: Er wordt een subsidie toegekend voor de aankoop of huur van een pakket voorgevormde herbruikbare luiers met bijhorende benodigdheden volgens de voorwaarden die hierna worden vastgelegd.

Artikel 27: Om deze subsidie te ontvangen moet de vader, moeder of wettelijke voogd een aanvraagformulier indienen met daarbij een aankoop- of huurbewijs op naam en met vermelding van de factuurprijs.

Artikel 28 De subsidie bedraagt de helft van de factuurprijs met een maximum van 100 euro per kind en maximum 50% van de bewezen kosten.

Artikel 29: Gezinnen en alleenstaanden, ingeschreven in het gemeentelijk bevolkingsregister, met kinderen tot drie jaar komen in aanmerking voor de subsidie.

Artikel 30: De subsidie wordt ingediend voor de derde verjaardag van het kind bij de gemeentelijke milieudienst.

Artikel 31: deze beslissing heeft betrekking op aankoop en huur van luiers vanaf 1 januari 2006.

Hoofdstuk 6 Subsidie hemelwaterinstallatie en/of infiltratievoorziening

Artikel 32: Definities

  • horizontale dakoppervlakte de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van het dak op een horizontaal vlak
  • hemelwater verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater
  • hemelwaterput / hemelwaterreservoir reservoir voor het opvangen en stockeren van hemelwater
  • hemelwaterinstallatie het geheel van hemelwaterput met eventueel bijhorend leiding- en pompsysteem, filter enz. met het oog op hergebruik van hemelwater
  • infiltratie het doorsijpelen van hemelwater in de bodem
  • infiltratievoorziening een buffervoorziening waarbij de vertraagde afvoer gebeurt door infiltratie
  • gewestelijke stedenbouwkundige verordening het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater
  • gebouw vergunde woning of vergund lokaal
  • lokaal vergund gebouw waarvan een vereniging gebruikt maakt voor haar activiteiten
  • ‘bestaande’ woning woning waarvoor een bouwvergunning werd verkregen vóór 7 september 1999, d.w.z. 10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad van de algemene bouwverordening inzake hemelwaterputten
  • verbouwing een bouwproject waarbij 60% of meer van de buitenmuren wordt behouden
  • herbouw een bouwproject waarbij minder dan 60% van de buitenmuren wordt behouden

Artikel 33  §1 Binnen de perken van de jaarlijks op de begroting voorziene en goedgekeurde kredieten, verleent het college van burgemeester en schepenen voor een bestaand gebouw of bij verbouwing van een bestaand gebouw, een subsidie voor de aanleg van een hemelwaterinstallatie en/of infiltratievoorziening. Deze hemelwaterinstallatie en infiltratievoorziening moet voldoen aan de voorwaarden in §2 van dit artikel

§2 De hemelwaterinstallatie en de infiltratievoorziening dienen te voldoen aan de richtlijnen zoals deze bepaald zijn in ‘Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen’, meer bepaald de ‘code van goede praktijk voor hemelwaterputten in infiltratievoorzieningen’ en in tweede instantie aan de technische voorwaarden van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten e.a. (5 juli 2013). De belangrijkste voorwaarden die hierin vervat zitten zijn in de volgende twee artikelen opgenomen:

Artikel 34 Hemelwaterinstallaties

a) Het volume bedraagt 50l per vierkante meter horizontale dakoppervlakte afgerond naar het hogere duizendtal, met een minimum van 5000 l en een maximum van 10000l, tenzij gemotiveerd aangetoond kan worden dat een groter nuttig hergebruik mogelijk is of zal zijn.

b) De volledige dakoppervlakte is aangesloten op de hemelwaterput. Een subsidie bij een onvolledig aangesloten dakoppervlakte is slechts toegestaan mits grondige motivering.

c) De hemelwaterputten worden uitgerust met een operationele pompinstallatie en een of meerdere aftappunten die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maken, tenzij de aftappunten gravitair gevoed kunnen worden.

d) Er mag geen directe verbinding gecreëerd worden tussen het drinkwaternet en het leidingennet aangesloten op de hemelwaterput. Hiertoe dient de hemelwaterput met drinkwater bijgevuld te worden door middel van een bijvulsysteem met onderbreking overeenkomstig de code van goede praktijk, ofwel dient een afzonderlijk leidingencircuit voorzien te worden voor hemelwater en drinkwater.

e) De overloop van de hemelwaterput wordt bij voorkeur aangesloten op een infiltratievoorziening op eigen terrein.

f) De overloop kan ook aangesloten worden op een openbare infiltratievoorziening, een waterloop, gracht of een ander oppervlaktewater. Wanneer deze afvoermogelijkheden niet aanwezig zijn of aansluiting hierop niet haalbaar is, mag de overloop van de hemelwaterput aangesloten worden op het gedeelte van de openbare riolering bestemd voor de afvoer van hemelwater. Als er geen openbare riolering bestemd voor afvoer van hemelwater aanwezig is, mag het hemelwater op de gemengde openbare riolering aangesloten worden. Wel moeten tot aan het lozingspunt op de openbare ruilering het hemelwater en afvalwater gescheiden worden.

Artikel35X Infiltratievoorzieningen

a)       De infiltratieoppervlakte van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 4 vierkante meter per 100 vierkante meter afwaterende oppervlakte. Het buffervolume van de infiltratievoorziening bedraagt minimaal 25l per vierkante meter afwaterende oppervlakte.

b)      De afwaterende oppervlakte is de som van:

  • · De verharde grondoppervlakten die nieuw aangelegd of heraangelegd worden;
  • · Een deel van of in voorkomend geval de volledige bestaande verharde grondoppervlakte voor zover deze nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening;
  • · Een deel van of in voorkomend geval de volledige horizontale dakoppervlakte van de bestaande constructie waar tegenaan gebouwd wordt voor zover deze nog niet is aangesloten op een hemelwaterput, infiltratievoorziening of buffervoorziening.

Artikel 36 Een afschrift van de facturen dient door de bouwheer voorgelegd te worden.

Artikel 37 §1 De subsidie voor de aanleg van een hemelwaterinstallatie bij bestaande woningen of bij verbouwing bedraagt 250 euro.

§2 De subsidie voor de aanleg van een infiltratievoorziening bedraagt 250 euro.

Artikel 38: Controle

Vooraleer over te gaan tot de uitbetaling van de subsidie zal een door de gemeente gemachtigde instantie of ambtenaar zich ervan vergewissen dat aan de voorwaarden van het subsidiereglement voldaan is. Blijken deze voorwaarden niet nageleefd, dan zal de subsidie niet uitgekeerd worden. Het is de eigenaar op alle momenten toegestaan om de nodige aanpassingen door te voeren om alsnog voor de subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 39: Aanvraag tot subsidie

De aanvraag tot het bekomen van een subsidie wordt bij voorkeur ingediend vóór de aanleg van de installatie. De aanvrager kan voor vragen over de aanleg van installaties en infiltratievoorzieningen terecht op de milieudienst.

Artikel 40: De subsidie wordt aan de eigenaar, gebruiker of huurder (mits toestemming van de eigenaar) van een gebouw gelegen op het grondgebied van Brakel slechts éénmalig toegekend. 

Hoofdstuk 7 Aanplant en onderhoud kleine landschapselementen door landbouwers

Art. 41: Het gemeentebestuur van Brakel heeft beslist om een toelage uit te keren, voor landbouwers, binnen de perken van de daartoe op de begroting voorziene middelen, voor de aanplant en het onderhoud van landschappelijk waardevolle punt- en lijnvormige landschapselementen, bepaald in artikel 42 en niet-subsidieerbaar via het POP, om zo de aantrekkelijkheid van de landelijke omgeving te verhogen.

Art. 42: Definities:

1. lijnvormig landschapselement: een langwerpig, niet perceelsvormend landschapselement dat een landschapsstructurerende invloed heeft en voor een groot deel bestaat uit houtige gewassen.

2. puntvormig landschapselement: solitaire (alleenstaande) knot- en hoogstambomen, amfibieënpoelen.

3. haag: een lijnvormige aanplanting van houtige gewassen die onderaan zodanig aaneensluiten dat visuele en fysieke penetratie moeilijk is. Er zijn in de Vlaamse Ardennen drie enkelvoudige types hagen: geschoren hagen, heggen en kaphagen.

3.1. geschoren haag: haag die in vorm wordt gehouden met een snoeischaar; de haag wordt geschoren en/of geknipt.

3.2. heg: dit is een haag die al dan niet door verwaarlozing breder en/of hoger uitgegroeid is. Een heg komt NIET in aanmerking voor subsidie via onderhavig reglement.

3.3. kaphaag: haag die bestaat uit lage, dicht op elkaar staande knotbomen van vooral Gewone es of Haagbeuk. De kaphoogte bedraagt slechts 150 à 200 cm en de plantafstand slechts 30 à 150 cm. Kaphagen worden gebruikt als afsluiting van erven, tuinen, boomgaarden en weiden in de onmiddellijke buurt van erven.

4. bomenrij: lijnvormig landschapselement bestaande uit opgaande bomen en/of knotbomen, die zo ver uit elkaar staan dat visuele en/of fysieke penetratie amper wordt gehinderd. Er zijn twee enkelvoudige types van bomenrijen: opgaande bomenrijen en knotbomenrijen.

4.1. opgaande bomenrij: bomenrij die bestaat uit opgaande bomen.

4.2. knotbomenrij: bomenrij die bestaat uit knotbomen met een knothoogte groter dan 200 cm en een plantafstand groter dan 150 cm.

5. hoogstammige fruitbomen en boomgaard: groepering van minstens 2 hoogstammige fruitbomen met een stamhoogte van minstens 2 meter en met een stamomtrek van 6 tot 8 cm.

6. mengvorm: lijnvormig landschapselement dat een mengvorm is tussen verschillende hierboven gedefinieerde types. Als gevolg van de drievoudige gelaagdheid zijn geschoren hagen en houtkanten, ingeplant met opgaande bomen en knotbomen, vanuit ecologisch standpunt de interessantste.

7. vellen of rooien: vellen is het omhakken of omzagen; rooien is vellen met verwijdering van het wortelgestel. Hieronder wordt ook verstaan het schade toebrengen of verminken of vernietigen door ondermeer ringen, ontschorsen, verschroeien, gebruik van chemische middelen, inkervingen en benagelen; rooien of vellen is niet het langs weiden of akkers bevestigen van afsluitdraden aan lijnvormige landschapselementen door middel vankrammen en dergelijke, om percelen af te bakenen, voor zover deze landschapselementen effectief deel uitmaken van de afsluiting. 8. landelijk gebied: gebieden die op het gewestplan staan aangeduid als agrarisch gebied (met inbegrip van het ecologisch en het landschappelijk waardevol agrarisch gebied), bosgebied, natuurgebieden, natuurreservaten, parkgebieden, vallei-brongebieden.

Art. 43: De toelage heeft betrekking op punt- en lijnvormige landschapselementen die gelegen zijn binnen of grenzend aan het landelijk gebied of grenzend aan percelen met een agrarisch bodemgebruik (akkers, weiland, boomgaarden) met uitzondering van de vijftig meterzone bij bebouwde percelen.

Art. 44: Enkel streekeigen beplantingen opgenomen in bijlage 1 komen in aanmerking voor betoelaging.

Art. 45: De betoelaagde aanplanting dient minimum gedurende 10 jaar integraal en intact op dezelfde plaats te blijven staan. Het verplaatsen, vellen, rooien of definitief verwijderen van het betoelaagde plantsoen is niet toegestaan.

Art. 46: Het plantsoen dat gebruikt wordt moet de volgende minimale afmetingen hebben: - 40 tot 60 cm hoogte voor bosplantsoen en heesters - 6 tot 8 cm stamomtrek bij hoogstammige bomen

Art. 47: De aanplanting dient uitgevoerd te worden conform alle bestaande wetten, reglementen en gebruiken op dergelijke aanplantingen (vaste en erkende gebruiken, veldwetboek, pachtwet, reglement op de buurtwegen).

Art. 48: De toelage kan enkel worden gebruikt voor het plantsoen; steunpalen, meststoffen, uurlonen... komen niet in aanmerking. Enkel het aangeslagen plantsoen kan worden betoelaagd; het afgestorven plantsoen komt niet in aanmerking.

Art. 49: Op basis van het verslag van de bevoegde gemeentelijke ambtenaar zal het schepencollege al dan niet zijn goedkeuring verlenen tot uitbetaling van de beplantingstoelage. Art. 10: Na toekenning dient de aanvrager zijn plantgoed goed te onderhouden en in stand te houden; hij zal daartoe zorg dragen bij eventuele stoornissen in het groeipatroon, op straffe van terugvordering van de toelage. De poot moet vervangen worden tot hij aanslaat.

Art. 50: Het is de aanvrager niet toegestaan handelingen te verrichten of door derden te laten verrichten die kunnen leiden tot de aantasting van het karakter en de structuur van de landschappelijke waardevolle elementen. Als schadelijke handelingen worden in ieder geval aangemerkt: - het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen of producten in het landschapselement - het geheel of gedeeltelijk afgraven van het landschapselement - het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen langsheen het landschapselement - het verbranden van bermen langs de hagen en het hakhout in de nabijheid van de overige in bijlage vermelde landschapselementen Bij inbreuk dient alle in de loop der jaren uitgekeerde subsidie terugbetaald te worden.

Art. 51 : De aanvrager zal, eens de aanplant voldoet aan de voorwaarden, beroep kunnen doen op de toelage voor het onderhoud van landschappelijk waardevolle landschapselementen.

Art. 52: Volgende plantvoorschriften moeten gevolgd worden:

- geschoren haag: 20 tot 33 cm, zo nodig in een dubbele rij, afhankelijk van de gewenste breedte, minimum 25 m lengte

- kaphaag: 30 tot 150 cm, minimum 50 m lengte

- opgaande bomenrij: 5 tot 10 meter plantafstand, minimum 50 meter lengte

- knotbomenrij: 1,5 tot 6 meter plantafstand;

- boomgaard: afhankelijk van de soort, min. 8 meter plantafstand tussen twee bomen (zie bijlage 2), aanplant van minimum 2 bomen

- mengvorm: afhankelijk van de gekozen menging, bv. een dichte haag met plantafstand zoals hierboven, om de 5 à 10 meter ingeplant met afwisselend een opgaande boom en een knotboom

Art. 53: De uitbetalingsmodaliteiten voor de aanplant/aanleg zijn:

Er wordt uitbetaald na controle van de aanleg door de bevoegde ambtenaar, binnen de zes maanden na de aanplant of aanleg

De toelage bedraagt:

- voor hagen: voor bosplantsoen € 1/m

- voor opgaande bomen en hoogstammige fruitbomen: € 6,5 per stuk

- voor knotbomen: € 2,5 per stuk (met een minimum van 5 stuks)

De toelage kan maximaal 125 € per aanvrager/jaar bedragen.

Art. 54 : De landschapselementen komen slechts in aanmerking voor een onderhoudssubsidie als ze aan de volgende voorwaarden voldoen:

1. geschoren hagen: minimale lengte van 25 m minimale hoogte van 1,25 m minimale breedte van 50 cm minstens 3 jaar oud

2. kaphagen: minimale lengte van 50 m minimale hoogte van 1,50 m minstens 6 jaar oud

3. knotbomen: minstens 3 jaar oud zijn minimale lengte is 50 m 4. hoogstammige fruitbomen en boomgaarden: minstens 3 jaar oud zijn

Art. 55 : Het onderhoud zal bestaan uit:

1. wat geschoren hagen betreft: (twee)jaarlijks in de periode tussen oktober en maart de hagen snoeien, scheren of knippen. Er zal bij het ontstaan van gaten in de hagen zorg gedragen worden dat deze gaten opgevuld worden met soorten waaruit de haag is opgebouwd.

2. wat kaphagen betreft: om de 3 tot 20 jaar tussen november en maart.

3. wat knotbomen betreft: om de 5 tot 15 jaar in de periode tussen 1 november en 1 maart hakhoutbeheer toepassen.

4. wat hoogstammige fruitbomen en boomgaarden betreft: in de periode tussen 1 november en 1 maart snoeiwerken uitvoeren.

Art. 56 : de subsidies voor onderhoud bedragen:

1. voor hagen: € 2,5 per lopende meter

2. voor kaphagen: € 2,5 per lopende meter

3. voor knotbomen: € 12,5 per boom (voor de eerste knot: 5€)

4. voor opgaande en solitaire bomen: geen onderhoudssubsidie, omdat deze bomen een financieel voordeel opbrengen bij kappen en verkopen.

5. voor hoogstammige fruitbomen en boomgaarden: € 5 per boom

6. voor mengvormen van hagen, of houtkanten met knotbomen of opgaande bomen: cumulatie van de twee

Art. 56 : de toelagen voor het onderhoud kunnen slechts uitgekeerd worden met de volgende tussentijd:

- voor hagen: om de 2 jaar

- voor kaphagen: om de 3 jaar

- voor houtkanten: om de 3 jaar

- voor knotbomen: om de 5 jaar à 15 jaar

- voor hoogstammige fruitbomen en boomgaarden: om de 3 jaar

Art. 57: de aanvraag voor aanplant en/of onderhoud moet ingediend worden voor 31 maart op het volgende adres: Gemeentebestuur Brakel, dients milieu, Marktplein 1 te Brakel

Art. 58: Het schepencollege beslist of de aanvrager voor de betreffende toelage in aanmerking kan komen.

Art. 59: De aanvraag moet minimaal 1 maand voor de aanvang van de uitvoering van de werken ingediend worden en is enkel geldig voor aanplantingen die geschieden in de periode voor 31 maart. Bij slechte weersomstandigheden, met name bij strenge vorst, kan de termijn met een maand verlengd worden.

Art. 60: De aanvrager dient dadelijk na de aanplanting via het gemeentelijk meldingsformulier schriftelijk aan de gemeente te verklaren dat voldaan is aan de genoemde voorwaarden. Daartoe ontvangt de aanvrager een formulier van controleaanvraag dat volledig moet ingevuld en teruggezonden worden naar bovenstaand adres.

Art. 61: De gemeentelijke overheid zal, na het indienen van de controleaanvraag, zelf gaan controleren, tijdens de maanden juli, augustus, september en oktober of de werken uitgevoerd zijn.

Art. 62: De toelagen voor het onderhoud van punt- en lijnvormige kleine landschapselementen kunnen jaarlijks bekomen worden.

Art. 63: Het krediet voor de toelagen zal jaarlijks, indien nodig, op de begroting van de Milieuraad voorzien worden.

Art. 64: Cumulatie van subsidies wordt niet toegestaan; aanleg en/of onderhoud van KLE’s worden niet betoelaagd door dit gemeentelijk subsidiereglement als een hoger bestuursorgaan een subsidie toekent voor dezelfde daad. De Provincie Oost-Vlaanderen geeft subsidies voor het (her)aanleggen en onderhouden van KLE's (knotwilgen en veedrinkpoelen) in gebieden waar door het Provinciebestuur natuurbehoudsprojecten tot ontwikkeling worden gebracht. Ook het Vlaams Gewest geeft bij monde van de Vlaamse Landmaatschappij subsidies in het kader van de Europese Verordening 2078/92 en 1257/99.

Hoofdstuk 8 Aanplant en onderhoud kleine landschapselementen door particulieren

Art. 65: Het gemeentebestuur van Brakel beslist om een toelage uit te keren, binnen de perken van de daartoe op de begroting voorziene middelen, voor de aanplant en het onderhoud van landschappelijk waardevolle punt- en lijnvormige landschapselementen, bepaald in artikel 2, om zo de aantrekkelijkheid van de landelijke omgeving te verhogen.

Art. 66: Definities:

1. lijnvormig landschapselement: een langwerpig, niet perceelsvormend landschapselement dat een landschapsstructurerende invloed heeft en voor een groot deel bestaat uit houtige gewassen.

2. puntvormig landschapselement: solitaire (alleenstaande) knot- en hoogstambomen, amfibieënpoelen.

3. haag: een lijnvormige aanplanting van houtige gewassen die onderaan zodanig aaneensluiten dat visuele en fysieke penetratie moeilijk is. In de Vlaamse Ardennen zijn drie types enkelvoudige hagen aanwezig:

3.1. geschoren haag: haag die in vorm wordt gehouden met een snoeischaar; de haag wordt geschoren en/of geknipt.

3.2. heg: dit is een haag die al dan niet door verwaarlozing breder en/of hoger uitgegroeid is.

3.3. kaphaag: haag die bestaat uit lage, dicht op elkaar staande knotbomen van vooral Gewone es of Haagbeuk. De kaphoogte bedraagt slechts 150 à 200 cm en de plantafstand slechts 30 à 150 cm. Kaphagen worden gebruikt als afsluiting van erven, tuinen, boomgaarden en weiden in de onmiddellijke buurt van erven.

4. houtkant: dit is hakhout (houtige gewassen die periodiek bij de grond worden gekapt en terug uitschieten). Houtkanten komen vooral in de volgende situaties voor: gelijkgrondse houtkanten langs beken of grachten en houtkanten op talud. Houtkanten kunnen meerdere meters breed zijn en worden daarom in oppervlakte (of m²) uitgedrukt.

4.1. gelijkgrondse houtkant: een houtkant langs één zijde of weerszijden van een beek of gracht die niet of amper op een helling staat.

4.2. houtkant op talud: een houtkant die op een duidelijke, niet bewust door de mens opgeworpen helling staat, zoals op steile beekoevers, flanken van holle wegen, al of niet door de mens beïnvloede bermen op perceelsgrenzen.

5. bomenrij: lijnvormig landschapselement bestaande uit opgaande bomen en/of knotbomen, die zo ver uit elkaar staan dat visuele en/of fysieke penetratie amper wordt gehinderd. Er zijn twee enkelvoudige types van bomenrijen: opgaande bomenrijen en knotbomenrijen.

5.1. opgaande bomenrij: bomenrij die bestaat uit opgaande bomen.

5.2. knotbomenrij: bomenrij die bestaat uit knotbomen met een knothoogte groter dan 200 cm en een plantafstand groter dan 150 cm.

6. hoogstammige fruitbomen en boomgaard: groepering van minstens 2 hoogstammige fruitbomen met een stamhoogte van minstens 2 meter en met een stamomtrek van 6 tot 8 cm.

7. mengvorm: lijnvormig landschapselement dat een mengvorm is tussen verschillende hierboven gedefinieerde types. Als gevolg van de drievoudige gelaagdheid zijn geschoren hagen en houtkanten, ingeplant met opgaande bomen en knotbomen, vanuit ecologisch standpunt de interessantste. 

8. vellen of rooien: vellen is het omhakken of omzagen; rooien is vellen met verwijdering van het wortelgestel. Hieronder wordt ook verstaan het schade toebrengen of verminken of vernietigen door ondermeer ringen, ontschorsen, verschroeien, gebruik van chemische middelen, inkervingen en benagelen; rooien of vellen is niet het langs weiden of akkers bevestigen van afsluitdraden aan lijnvormige landschapselementen door middel van krammen en dergelijke, om percelen af te bakenen, voor zover deze landschapselementen effectief deel uitmaken van de afsluiting.

9. amfibieënpoel:

* grootte: 25 m² < x < 150 m² wateroppervlakte

* diepte: 0.5 m < x < 1.50 m

* bezonde oever: een ondiepe waterzone NO/NW gelegen met een wateroppervlakte van minstens 20% van de totale oppervlakte.

* bescherming tegen vee: een degelijke afsluiting op 1.5 m afstand van de poel; 25% van de poel mag vrij blijven als drinkplaats voor het vee.

* watervoorziening: bestaat uit kwel- en bronwater met inachtname van natuurlijke moerasvegetaties; contact met de sloot is mogelijk en toegestaan.

* bodem: bestaat liefst uit een ondoordringbare kleilaag; folies zijn niet toegestaan.

10. landelijk gebied: gebieden die op het gewestplan staan aangeduid als agrarisch gebied (met inbegrip van het ecologisch en het landschappelijk waardevol agrarisch gebied), bosgebied, natuurgebieden, vallei-brongebieden, natuurreservaten, parkgebieden.

Art. 67: De toelage heeft betrekking op punt- en lijnvormige landschapselementen die gelegen zijn binnen of grenzend aan het landelijk gebied of grenzend aan percelen met een agrarisch bodemgebruik (akkers, weiland, boomgaarden) met uitzondering van de vijftig meterzone bij bebouwde percelen.

Art. 68: Enkel streekeigen beplantingen opgenomen in bijlage 1 komen in aanmerking voor betoelaging.

Art. 69: De betoelaagde aanplanting dient minimum gedurende 10 jaar integraal en intact op dezelfde plaats te blijven staan. Het verplaatsen, vellen, rooien of definitief verwijderen van het betoelaagde plantsoen is niet toegestaan.

Art. 70: Het plantsoen dat gebruikt wordt moet de volgende minimale afmetingen hebben: - 40 tot 60 cm hoogte voor bosplantsoen en heesters - 6 tot 8 cm stamomtrek bij hoogstammige bomen

Art. 71: De aanplanting dient uitgevoerd te worden conform alle bestaande wetten, reglementen en gebruiken op dergelijke aanplantingen (vaste en erkende gebruiken, veldwetboek, pachtwet, reglement op de buurtwegen).

Art. 72: De toelage kan enkel worden gebruikt voor het plantsoen; steunpalen, meststoffen, uurlonen... komen niet in aanmerking. Enkel het aangeslagen plantsoen kan worden betoelaagd; het afgestorven plantsoen komt niet in aanmerking.

Art. 73: Op basis van het verslag van de bevoegde gemeentelijke ambtenaar zal het schepencollege al dan niet zijn goedkeuring verlenen tot uitbetaling van de beplantingstoelage.

Art. 74: Na toekenning dient de aanvrager zijn plantgoed of zijn amfibieënpoel goed te onderhouden en in stand te houden; hij zal daartoe zorg dragen bij eventuele stoornissen in het groeipatroon, op straffe van terugvordering van de toelage. De poot moet vervangen worden tot hij aanslaat.

Art. 75: Het is de aanvrager niet toegestaan handelingen te verrichten of door derden te laten verrichten die kunnen leiden tot de aantasting van het karakter en de structuur van de landschappelijke waardevolle elementen. Als schadelijke handelingen worden in ieder geval aangemerkt: - het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen of producten in het landschapselement - het geheel of gedeeltelijk afgraven van het landschapselement - het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen langsheen het landschapselement - het verbranden van bermen langs de hagen en het hakhout in de nabijheid van de overige in bijlage vermelde landschapselementen Bij inbreuk dient alle in de loop der jaren uitgekeerde subsidie terugbetaald te worden. Art. 12 : De aanvrager zal, eens de aanplant voldoet aan de voorwaarden, beroep kunnen doen op de toelage voor het onderhoud van landschappelijk waardevolle landschapselementen. A

Art. 76: Volgende plantvoorschriften moeten gevolgd worden:

- geschoren haag: 20 tot 33 cm, zo nodig in een dubbele rij, afhankelijk van de gewenste breedte, minimum 25 m lengte

- heg: maximaal 200 cm, minimum 50 m lengte

- kaphaag: 30 tot 150 cm, minimum 50 m lengte - houtkant (gelijkgrondse of op talud): 50 tot 150 cm, in driehoeksverband, het aantal rijen is afhankelijk van de breedte van de berm, maar steeds minimum 2; de aan te planten houtkant dient minimum 150 m² te zijn

- opgaande bomenrij: 5 tot 10 meter plantafstand, minimum 50 meter lengte

- knotbomenrij: 1,5 tot 6 meter plantafstand, minimum 50 meter lengte

- boomgaard: afhankelijk van de soort, min. 8 meter plantafstand tussen twee bomen (zie bijlage 2), aanplant van minimum 2 bomen;

- mengvorm: afhankelijk van de gekozen menging, bv. een dichte haag met plantafstand zoals hierboven, om de 5 à 10 meter ingeplant met afwisselend een opgaande boom en/of een knotboom

Art. 77: De uitbetalingsmodaliteiten voor de aanplant/aanleg zijn:

Er wordt uitbetaald na controle van de aanleg door de bevoegde ambtenaar, binnen de zes maanden na de aanplant of aanleg De toelage bedraagt:

- voor hagen: voor bosplantsoen € 1/m

- voor heggen en kaphagen: € 1/m - voor houtkanten: bosplantsoen € 1,0/m²

- voor opgaande bomen: € 6,5/stuk - voor knotbomen: € 2,5/stuk met een minimum van 5 stuks

- voor hoogstammige fruitbomen: € 6,5 per stuk - voor de aanleg van een amfibieënpoel: € 62,5 (als 25 m²< wateroppervlakte =< 50 m²) en € 125 (als wateroppervlakte > 50 m²). De toelage voor aanplant kan maximaal € 125 per aanvrager/jaar bedragen.

Art. 78 : De landschapselementen komen slechts in aanmerking voor een onderhoudssubsidie als ze aan de volgende voorwaarden voldoen: 1. geschoren hagen:

minimale lengte van 25 m

minimale hoogte van 1,25 m

minimale breedte van 50 cm 

minstens 3 jaar oud

2. heggen

minimale lengte van 50 m

minimale hoogte van 2,00 m minimale breedte van 100 cm

minstens 6 jaar oud

3. kaphagen:

minimale lengte van 50 m

minimale hoogte van 1,50 m

minstens 6 jaar oud

4. houtkanten:

minstens 150 m² groot

minstens 10 jaar oud zijn

5. knotbomen:

minstens 3 jaar oud zijn

minimale lengte is 50 m

6. hoogstammige fruitbomen en boomgaarden:

minstens 3 jaar oud zijn 7. amfibieënpoelen: minstens 5 jaar oud zijn

Art. 79 : Het onderhoud zal bestaan uit:

1. wat geschoren hagen betreft: (twee)jaarlijks in de periode tussen oktober en maart de hagen snoeien, scheren of knippen. Er zal bij het ontstaan van gaten in de hagen zorg gedragen worden dat deze gaten opgevuld worden met soorten waaruit de haag is opgebouwd.

2. wat kaphagen en heggen betreft: om de 3 tot 20 jaar tussen november en maart.

wat houtkanten betreft: om de 3 tot 20 jaar in de periode tussen 1 november en 1 maart hakhoutbeheer toepassen en het afkomende hakhout afvoeren.

wat knotbomen betreft: om de 5 tot 15 jaar (afhankelijk van de houtsoort) in de periode tussen 1 november en 1 maart knotten.

wat hoogstammige fruitbomen en boomgaarden betreft: aan te raden is om jaarlijks in de periode tussen 1 november en 1 maart snoeiwerken uit te voeren.

wat hoogstammige/opgaande bomen betreft: deze worden niet betoelaagd, omdat de boom een financieel voordeel opbrengt bij kappen en verkopen.

wat amfibieënpoelen betreft: om dichtgroeiing en verlanding van de poel te vermijden, dient het overtollige slib te worden geruimd in de maanden september/oktober. Een periodieke herhaalde maar beperkte ruiming (bv. jaarlijks) is te verkiezen boven een éénmalige drastische ingreep om de 5 jaar.

Art. 80 : de subsidies voor onderhoud bedragen:

1. voor hagen: € 2,5 per lopende meter;

2. voor heggen en kaphagen: € 2,5 per lopende meter

3. voor houtkanten: € 0,7 per m²

4. voor knotbomen: € 12,5 per boom (de eerste knot: € 5)

5. voor hoogstammige fruitbomen: € 5 per boom

6. voor opgaande en solitaire bomen: geen onderhoudssubsidie, omdat de boom een financieel voordeel opbrengt bij kappen en verkopen.

7. voor mengvormen van hagen, heggen of houtkanten met knotbomen of opgaande bomen: cumulatie van de twee

8. voor onderhoud van amfibieënpoelen: € 62,5

Art. 81 : de toelagen voor het onderhoud kunnen slechts uitgekeerd worden met de volgende tussentijd:

- voor hagen: om de 2 jaar

- voor heggen en kaphagen: om de 3 jaar - voor houtkanten: om de 3 jaar

- voor knotbomen: om de 5 à 15 jaar, afhankelijk van de boomsoort

- voor hoogstammige fruitbomen : om de 3 jaar

- voor poelen: om de 5 jaar

Art. 82: de aanvraag voor aanplant en/of onderhoud moet ingediend worden voor 31 maart op het volgende adres: Gemeentebestuur Brakel, dienst milieu, Marktplein 1 te Brakel.

Art. 83: Het schepencollege beslist of de aanvrager voor de betreffende toelage in aanmerking kan komen.

Art. 84: De aanvraag moet minimaal 1 maand voor de aanvang van de uitvoering van de werken ingediend worden en is enkel geldig voor aanplantingen die geschieden in de periode voor 31 maart. Bij slechte weersomstandigheden, met name bij strenge vorst, kan de termijn met een maand verlengd worden.

Art. 85: De aanvrager dient dadelijk na de aanplanting via het gemeentelijk meldingsformulier schriftelijk aan de gemeente te verklaren dat voldaan is aan de genoemde voorwaarden. Daartoe ontvangt de aanvrager een formulier van controleaanvraag dat volledig moet ingevuld en teruggezonden worden naar bovenstaand adres.

Art. 86: De gemeentelijke overheid zal, na het indienen van de controleaanvraag, zelf gaan controleren, tijdens de maanden juli, augustus, september en oktober of de werken uitgevoerd zijn.

Art. 87: Het krediet voor de toelagen zal jaarlijks, indien nodig, op de begroting van de Milieuraad voorzien worden.

Art. 88: Cumulatie van subsidies wordt niet toegestaan; aanleg en/of onderhoud van KLE’s worden niet betoelaagd door dit gemeentelijk subsidiereglement als een hoger bestuursorgaan een subsidie toekent voor dezelfde daad. De Provincie Oost-Vlaanderen geeft subsidies voor het (her)aanleggen en onderhouden van KLE's (knotwilgen en veedrinkpoelen) in gebieden waar door het Provinciebestuur natuurbehoudsprojecten tot ontwikkeling worden gebracht. Ook het Vlaams Gewest geeft bij monde van de Vlaamse Landmaatschappij subsidies in het kader van de Europese Verordening 2078/92 en 1257/99.

TITEL 5 SPORT

Hoofdstuk 7 Subsidiereglement scholen

Artikel 89 Binnen de perken van de door de gemeenteraad op het budget goedgekeurde kredieten worden subsidies uitgekeerd aan scholen voor het deelnemen aan de voorgestelde sportactiviteiten.

Artikel 90 De subsidiëring van het huidige schooljaar wordt steeds bepaald op basis van de opgenomen gegevens van de school met betrekking tot het voorgaande schooljaar.

Artikel 91 De verdeling en bekendmaking van de subsidies vindt plaats voor eind september van het huidige schooljaar.

Artikel 92 Een bepaling omtrent sport.

“Activiteiten die individueel of in ploegverband worden beoefend met een competitief of recreatief karakter en waarbij de fysieke inspanning centraal staat”.

Artikel 93 De scholen aanvaarden dat de subsidies moeten gebruikt worden voor het doel waarvoor ze zijn toegekend (= aankoop van sportmateriaal).

Artikel 94 Indien een school niet deelneemt aan een welbepaald onderdeel/activiteit dan kan de school daar ook geen punten voor krijgen. De kleuterscholen bevatten 3 onderdelen, de lagere scholen bevatten 6 onderdelen en de secundaire scholen bevatten 4 onderdelen.

Artikel 95 Een school verdient ook geen punten wanneer er minder dan vijf deelnemers aan een bepaald onderdeel/activiteit deelnemen. Dit neemt natuurlijk niet weg dat ze niet mogen deelnemen. 

KLEUTERONDERWIJS

1. Sportdagen (sportvoormiddag of -namiddag)

Het gaat hierbij over sportdagen die doorgaan in sporthal “de Rijdt” / zwembad “Poseidon” te Brakel. Dit kunnen sportdagen zijn georganiseerd door de sportdienst ofwel door de leerkracht(en) L.O. van de school zelf.

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal sportdagen (sportvoormiddag of -namiddag) procentueel bekeken ten opzichte van het aantal leerjaren op de school. De plaats die de school dan inneemt stemt overeen met x aantal punten.

Eén sportdag (sportvoormiddag of -namiddag) geldt maximaal voor één leerjaar.

  • Eerste plaats: 10 punten
  • Tweede plaats: 6 punten
  • Derde plaats: 4 punten
  • Vierde plaats: 2 punten

2. Interscholencross (derde kleuterklas)

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal kleuters die effectief deenemen aan de interscholencross. Aangezien elke school niet evenveel kleuters telt wordt er procentueel gekeken (het aantal kleuters die effectief deelnemen aan de interscholencross ten opzichte van het totaal aantal kleuters op de school).

In dit onderdeel zijn het enkel de kleuters van de derde kleuterklas die in acht worden genomen.

  • Eerste plaats: 5 punten
  • Tweede plaats: 3 punten
  • Derde plaats: 2 punten
  • Vierde plaats: 1 punt

3. Project(en) of activiteit(en) van SVS

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal kleuters die effectief deelnemen aan een project/activiteit van SVS. Aangezien elke school niet evenveel kleuters telt wordt er procentueel gekeken (het aantal kleuters die effectief deelnemen aan een project/activiteit van SVS ten opzichte van het totaal aantal kleuters op de school die in aanmerking komen voor dit project/activiteit).

Er worden punten verkregen per project/activiteit van SVS.
Wanneer er dus bijvoorbeeld twee projecten/activiteiten van SVS zijn en je eindigt twee keer eerste dan krijg je 10 punten. Er worden dus aan elk project/activiteit van SVS afzonderlijk punten toegediend.

  • Eerste plaats: 5 punten
  • Tweede plaats: 3 punten
  • Derde plaats: 2 punten
  • Vierde plaats: 1 punt

BASISONDERWIJS

1. Sportdagen

Het gaat hierbij over sportdagen die doorgaan in sporthal “de Rijdt” / zwembad “Poseidon” te Brakel. Dit kunnen sportdagen zijn georganiseerd door de sportdienst ofwel door de leerkracht(en) L.O. van de school zelf.

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal sportdagen procentueel bekeken ten opzichte van het aantal leerjaren op de school.
De plaats die de school dan inneemt stemt overeen met x aantal punten.

Eén sportdag geldt maximaal voor één leerjaar.

  • Eerste plaats: 10 punten
  • Tweede plaats: 6 punten
  • Derde plaats: 4 punten
  • Vierde plaats: 2 punten

2. Sportklassen

Het gaat hierbij over sportklassen die doorgaan in sporthal “de Rijdt” / zwembad “Poseidon” te Brakel. Dit is volledig georganiseerd door de sportdienst zelf.

Mogelijkheden:

  • Volledige week sportklassen: maandag – dinsdag – woensdag – donderdag – vrijdag
  • Halve week sportklassen (A): maandag – dinsdag – woensdag
  • Halve week sportklassen (B): woensdag – donderdag – vrijdag

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal weken sportklassen procentueel bekeken ten opzichte van het aantal leerjaren op de school. De rangschikking die de school dan inneemt stemt overeen met x aantal punten.

  • Eerste plaats: 15 punten
  • Tweede plaats: 10 punten
  • Derde plaats: 5 punten
  • Vierde plaats: 3 punten

3. Interscholencross

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan de interscholencross. Aangezien elke school niet evenveel leerlingen telt wordt er procentueel gekeken (het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan de interscholencross ten opzichte van het totaal aantal leerlingen op de school).

  • Eerste plaats: 10 punten
  • Tweede plaats: 6 punten
  • Derde plaats: 4 punten
  • Vierde plaats: 2 punten

4. Lentewandeling

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal leerlingen die effectief deenemen aan de lentewandeling. Aangezien elke school niet evenveel leerlingen telt wordt er procentueel gekeken (het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan de lentewandeling ten opzichte van het totaal aantal leerlingen op de school).

  • Eerste plaats: 10 punten
  • Tweede plaats: 6 punten
  • Derde plaats: 4 punten
  • Vierde plaats: 2 punten

5. Zwemmeeting

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal leerlingen die effectief deenemen aan de zwemmeeting. Aangezien elke school niet evenveel leerlingen telt wordt er procentueel gekeken (het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan de zwemmeeting ten opzichte van het totaal aantal leerlingen op de school, gerekend vanaf het derde leerjaar tot en met het zesde leerjaar).

  • Eerste plaats: 10 punten
  • Tweede plaats: 6 punten
  • Derde plaats: 4 punten
  • Vierde plaats: 2 punten

6. Projecten/activiteiten van SVS

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan een project/activiteit van SVS. Aangezien elke school niet evenveel leerlingen telt wordt er procentueel gekeken (het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan een project/activiteit van SVS ten opzichte van het totaal aantal leerlingen op de school die in aanmerking komen voor dit project/activiteit).

Er kunnen punten verkregen worden per project/activiteit van SVS.
Wanneer er dus bijvoorbeeld twee projecten/activiteiten van SVS zijn en je eindigt twee keer eerste dan krijg je 10 punten. Er worden dus aan elk project/activiteit van SVS afzonderlijk punten toegediend.

  • Eerste plaats: 5 punten
  • Tweede plaats: 3 punten
  • Derde plaats: 2 punten
  • Vierde plaats: 1 punt

SECUNDAIR ONDERWIJS

1. Sportdagen

Het gaat hierbij over sportdagen die doorgaan in sporthal “de Rijdt” / zwembad “Poseidon” te Brakel. Dit kunnen sportdagen zijn georganiseerd door de sportdienst ofwel door de leerkracht(en) L.O. van de school zelf.

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal sportdagen procentueel bekeken ten opzichte van het aantal leerjaren op de school.
De plaats die de school dan inneemt stemt overeen met x aantal punten.

Eén sportdag geldt maximaal voor één leerjaar.

  • Eerste plaats: 20 punten
  • Tweede plaats: 12 punten
  • Derde plaats: 8 punten
  • Vierde plaats: 4 punten

2. Interscholencross

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal leerlingen die effectief deenemen aan de interscholencross. Aangezien elke school niet evenveel leerlingen telt wordt er procentueel gekeken (het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan de interscholencross ten opzichte van het totaal aantal leerlingen op de school).

  • Eerste plaats: 10 punten
  • Tweede plaats: 6 punten
  • Derde plaats: 4 punten
  • Vierde plaats: 2 punten 

3. Zwemmeeting

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal leerlingen die effectief deenemen aan de zwemmeeting. Aangezien elke school niet evenveel leerlingen telt wordt er procentueel gekeken (het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan de zwemmeeting ten opzichte van het totaal aantal leerlingen op de school).

  • Eerste plaats: 10 punten
  • Tweede plaats: 6 punten
  • Derde plaats: 4 punten
  • Vierde plaats: 2 punten 

4. Projecten/activiteiten van SVS

De rangschikking van de school wordt bepaald door het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan een project/activiteit van SVS. Aangezien elke school niet evenveel leerlingen telt wordt er procentueel gekeken (het aantal leerlingen die effectief deelnemen aan een project/activiteit van SVS ten opzichte van het totaal aantal leerlingen op de school die in aanmerking komen voor dit project/activiteit).

Er kunnen punten verkregen worden per project/activiteit van SVS.
Wanneer er dus bijvoorbeeld twee projecten/activiteiten van SVS zijn en je eindigt twee keer eerste dan krijg je 10 punten. Er worden dus aan elk project/activiteit van SVS afzonderlijk punten toegediend.

  • Eerste plaats: 5 punten
  • Tweede plaats: 3 punten
  • Derde plaats: 2 punten
  • Vierde plaats: 1 punt

TITEL 6 JEUGD

Hoofdstuk 9 Subsidiereglement speelgoed

Artikel 96: §1 Jaarlijks wordt één premie toegekend aan elke zelfstandige onthaalouder van wie de kinderopvang gevestigd is op het grondgebied van de gemeente Brakel en die beschikt over een attest van toezicht van Kind en Gezin dat geldig is voor het jaar waarin de premie wordt aangevraagd.

§2 Jaarlijks wordt één premie toegekend aan elk kinderdagverblijf gevestigd op het grondgebied van de gemeente Brakel en dat beschikt over een erkenning van Kind en Gezin dat geldig is voor het jaar waarin de premie wordt aangevraagd.

Artikel 97: Voorwaarden

1° De premie wordt aangevraagd door een zelfstandige onthaalouder van wie de kinderopvang gevestigd is op het grondgebied van de gemeente Brakel en die beschikt over een attest van toezicht van Kind en Gezin dat geldig is voor het jaar waarin de premie wordt aangevraagd.

2° De premie wordt aangevraagd door een kinderdagverblijf op het grondgebied van de gemeente Brakel dat beschikt over een erkenning van Kind en Gezin voor het jaar waarin de premie wordt aangevraagd.

3° De premie bedraagt jaarlijks maximaal 250 euro per zelfstandige onthaalouder of 1500 euro per kinderdagverblijf.

4° De premieaanvraag is uitsluitend geldig op voorlegging van de overeenkomstige aankoopfacturen van het speelgoed en/of materiaal. De facturen moeten betrekking hebben op het jaar van de aanvraag en zijn opgemaakt op naam van de aanvrager van de premie. Het totaalbedrag van de ingediende facturen is minstens gelijk aan het bedrag van de premie

5° De premieaanvraag geldt uitsluitend voor aangekocht speelgoed/materiaal; zowel nieuw als tweedehands

6° De premieaanvraag dient te worden toegestuurd tussen 1 januari en 31 december voor dat jaar en dient gericht aan het College van Burgemeester en Schepenen, t.a.v. de financiële dienst, Marktplein 1, 9660 Brakel.

Artikel 98: De premie wordt, na verificatie van de bepalingen van het reglement, uitbetaald voor 31 januari van het jaar volgend op de aanvraag.

TITEL 7 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

Artikel 99: Dit reglement treedt in werking op 1 oktober 2023.

Artikel 100: Onderstaand reglement wordt opgeheven vanaf 1 oktober 2023

1° Subsidiereglement scholen, goedgekeurd door de gemeenteraad dd. 21 mei 2019

2° Gemeentelijke speelgoedpremie, goedgekeurd door de gemeenteraad dd. 13 februari 2017

3° Subsidiereglement aanplant - onderhoud landschapselementen door landbouwers, goedgekeurd door de gemeenteraad dd. 26 mei 2003

4° Subsidiereglement aanplant - onderhoud landschapselementen door particulieren, goedgekeurd door de gemeenteraad dd. 26 mei 2003

Artikel 101: Aanvragen werden ingediende overeenkomstig de opgeheven reglementen in artikel 49, worden verder behandel onder de toepassing van dit reglement